Windstil

Nadat ik een paar weken geleden piepend en knarsend tot stilstand kwam, duurde het even voor de rust terugkeerde. Het koste me een weekje voor ik wilde toegeven, maar waar ik op de eerste dag van mijn ziekmelding nog demonstratief 10 kilometer wandelde, op dag 2 de kinderen meenam naar de binnenspeeltuin en op de derde dag de badkamer schilderde, is het nu vooral kalmte wat de klok slaat. Een soort vakantieritme, maar dan anders. Ik wandel, lig op mijn spijkermat, lees, doe af en toe eens wat pilates en schrijf soms flarden van zinnen in notitieboekjes. Dit is wat het nu is.

Ik geniet van groen en jonge gansjes. Van de koekoek die elke ochtend over de rivier koekoekt. Van zon en blauwe luchten, van wind. Van blote voeten in het gras. Van niet precies weten welke dag het vandaag is. Van schoffelen in de deelmoestuin, van mijn gezin. Van lezen.

De kinderen zijn rustiger. Vooral die kleine, gespecialiseerd in nachtbraken, slaapt de laatste weken veel beter. Als mama overdag alle tijd heeft om te knuffelen, hoeft ze dat ‘s nachts niet in te halen, lijkt wel. De oudste, die mij de laatste maanden vaak ‘stomme mama’ noemde omdat ik zo vaak moe en mopperend door het huis sjokte, zoekt weer toenadering. ‘Ik vind je weer een lieve mama’, zei ze gisteren ongevraagd.

Ik snak niet meer elke dag naar een glas wijn om de dag mee vlak te trekken, zit niet meer uren op Instagram te scrollen op zoek naar… ja, wat eigenlijk? We hebben even geen strak schema van ‘breng jij ze, dan kan ik ze wel halen, maar hoe doen we dat donderdag dan en had jij je moeder nog gevraagd voor…’. Ik heb tijd om te koken, om wandelingetjes te maken en knikkerbanen te bouwen tot ik een ons weeg. Sjok zelfs behoorlijk geduldig achter loopfietsjes aan (kanttekening: gister heb ik na 150 meter in drie kwartier wel kind onder de ene en loopfiets onder de andere arm genomen om voor de lunch nog thuis te komen, ik ben de Dalai Lama niet) en heb weer ruimte voor de werkverhalen van mijn wederhelft.

Ik was aan het overleven, de laatste maanden. Ging continu over grenzen heen die ik eigenlijk niet heel duidelijk gedefinieerd had, maar achteraf als een soort ijzeren gordijn zichtbaar waren. En ik merkte pas hoe zwaar dat was toen de stekker er plotseling uitgetrokken werd. Alsof ik me al die tijd staande had weten te houden in een loeiende orkaan, compleet met rondvliegende koeien, en nu de wind ineens wegviel pas voelde hoe hard ik probeerde niet zelf opgezogen te worden. En die windstilte is momenteel het beste dat me kan overkomen.

Het is in deze windstilte dat ik ruimte vind om toe te geven aan hoofdpijn en even ga liggen, in plaats van gewoon maar doorga. Hier wandel ik, drink eindelijk eens genoeg water en lukt het me om mijn telefoon aan de kant te laten liggen. Hier haal ik dieper adem, haal mijn kaken eens van het slot en schrijf zonder dat iemand me daar opdracht toe gegeven heeft.

En zo ontstaat steeds een beetje meer ruimte om over de toekomst na te denken.
Die is ongewis.
Maar wel heel mooi.