Uit de oude doos: augustus 2018.
Harry was kwijt. Ik merkte het eigenlijk pas rond etenstijd, toen hij me niet voor mijn voeten liep terwijl ik probeerde te koken. Meteen voelde ik me schuldig, want in het tijdperk vóór de baby -twee maanden geleden- was zoiets me ‘s ochtends al opgevallen. In de permanente roes van luiers, voedingen, (wil-niet-)slaapjes en suswandelingetjes van de afgelopen maanden waren de katten al een poosje op het tweede plan gekomen. Ik probeerde na te gaan wanneer ik hem voor het laatst gezien had. Gistermiddag, dacht ik. Dat betekende dat hij op dat moment al een etmaal weg was.
‘Harry is kwijt’, was het eerste wat ik tegen mijn wederhelft zei toen hij thuis kwam uit zijn werk. Op zich was dat wel verfrissend, want de laatste weken begroet ik hem meestal met ‘wil jij haar even nemen?’, omdat ik, hoewel ik heel veel van onze dochter hou, soms even rustig in mijn eentje naar de wc/supermarkt/allebei wil. Hij pakte toch de baby maar aan en dacht er even over na. Nee, hij had hem sinds gisteravond ook al niet meer gezien, had ik al bij de achterburen gekeken en met zijn voerbakje gerammeld? Dat had ik, maar zonder resultaat. Hij was dus echt weg.
Hij ging in de buurt zoeken, in de garages van de achterburen kijken en nog een keer roepen terwijl ik kookte en af en toe ‘Harryyyyy!’ uit de achterdeur schreeuwde. Harry kwam niet. We aten gehaast, de afwas bleef staan en gingen nog maar eens zoeken. Ik belde de dierenambulance om te vragen of ze een rode kat gevonden hadden. Niks. Dan nog maar een rondje met zijn drietjes, de baby in de draagzak, in de schemering. Geen Harry. Bedremmeld gingen we naar bed, waar we dingen zeiden als ‘hij kan toch niet weg zijn’ en ‘straks is ‘ie dood.’
De volgende ochtend zochten we verder. Om kwart voor zes al, want misschien kwam hij tevoorschijn als het rustig was buiten. Niks. Ik meldde Harry aan bij Amivedi en ging naar de copyshop om tweehonderd flyers en vijftig posters te printen waarin we buurtgenoten op de hoogte stelden van de vermissing en ze vroegen om in hun schuurtje te kijken. De man van de copyshop bleek een groot kattenliefhebber en onze situatie bracht bij hem een lang verhaal naar boven waarvan de clou uiteindelijk bleek dat zijn kat een keer op de achterbank van de auto was gaan zitten toen ze op vakantie wilden gaan maar dat hij er op tijd achtergekomen was.
De buurtapp werd ingelicht. Nee, niemand had hem gezien, maar ze zouden naar hem uitkijken. Er was trouwens wel een grijze kat die altijd erg veel aandacht vroeg. Van wie was die eigenlijk? We flyerden, hingen posters op en rammelden ondertussen met sleutelbossen en voerbakjes terwijl we roepend door de buurt liepen. Ik huilde nog eventjes omdat ik er inmiddels van overtuigd was dat hij opgesloten zat in een schuurtje zonder water en inmiddels het loodje had gelegd door de tropische temperaturen en dat dat mijn schuld was want als ik hem meer aandacht had gegeven was hij vast niet weggelopen.
De posters deden hun werk: een onbekend nummer belde met de mededeling dat ze hem had gezien op een schoolplein een stuk verderop. Ik kreeg een appje van een vrouw aan de andere kant van de wijk dat ze hem in haar tuin had zien zitten en volgens een melding op Facebook was hij tegelijkertijd ergens in Wezep opgedoken. Hij was het alledrie niet. Een bejaarde buurvrouw sms’te in hoofdletters ‘ZWARTE POES MET GROENE HALSBAND??? vr gr’ en de nietsvermoedende rode kater van mensen verderop in de straat werd meermaals gefotografeerd.
Kortom, iedereen dacht mee. Maar Harry was nergens te vinden en tegen middernacht gingen we maar slapen. De volgende ochtend zouden we wel weer verder zoeken. Mijn man, die veel series kijkt, zette het kattenluik op scherp met ongekookt spaghettistokje, zodat we konden zien of hij binnen geweest was. Om half zes schrok ik wakker omdat de baby, die normaal om drie uur luidruchtig iets te drinken wenst, nog steeds stilletjes in haar bedje lag. Ze bleek nog te ademen. Ik ging even beneden kijken of de spaghetti er nog stond.
En ineens was hij er weer. Hij zat in het vale ochtendlicht midden in de kamer en keek zo onverstoorbaar dat ik me afvroeg of hij wel echt weggeweest was. “Harry is terug!” riep ik en mijn wederhelft kwam in zijn onderbroek de trap afgestormd, waarbij hij helemaal de krakende tree vergat die we normaal gesproken overslaan als de baby slaapt.
We pletten Harry in een groepsknuffel die hij gelaten onderging, hij likte een bakje water leeg en vrat een heel blikje natvoer op, sprong op bed en viel in slaap tot het weer etenstijd was. Het liefst had ik hem de hele dag geknuffeld, maar er was werk aan de winkel: we moesten vijftig posters van lantaarnpalen trekken terwijl we onszelf er tegelijkertijd van probeerden te overtuigen dat we echt niet overdreven gereageerd hadden op zijn vermissing.
Ach die Harry! Je zou willen dat hij kon vertellen waar hij was geweest hé?
In 2017 zijn wij verhuisd (of was het 2016?) en toen is onze Baloe ook eens ontsnapt. We zijn toen ook posters gaan ophangen en gaan zoeken, zonder succes. Een paar dagen later stond hij ook gewoon weer aan de voordeur te miauwen alsof er niets aan de hand was.