Uit het archief: over mijn prima ziekenhuisbevalling van dertig uur

Dit blogje schreef ik in september 2018 en vond ik laatst weer terug. En omdat Susanne me laatst appte dat ze het leuk vond om over de babytijd te lezen, dacht ik; ik stof deze ook eens af.

Net toen ik dacht dat het allemaal toch een grap was, dat er helemaal geen baby in mijn buik zat, maar dat mijn gewichtstoename slechts te danken was aan een permanente drang naar perziksnoepjes, dingen met mayonaise en ijskoffie met slagroom, begonnen de weeën die het einde van mijn zwangerschap aankondigden. 

Eenenveertig weken en zes dagen zwanger was ik op dat moment. Waar ik voor mijn zwangerschap nooit begreep waarom zwangere vrouwen die termijn moeiteloos in weken en dagen oplepelden, voelde het na de positieve zwangerschapstest als een wezenlijk verschil of je ‘veertien weken en twee dagen’ zei of ‘drie maanden.’ Drie maanden kon namelijk alles tussen de twaalf en zestien weken zijn en dát was volgens de zwangerschapapp het verschil tussen een kindje ter grootte van een limoen van tien gram (?) en een lichtgewicht sinaasappel. Het vermelden waard. Ik kon dus doortellen tot eenenveertig weken en zes dagen (‘je kindje is zo groot als een watermeloen’) en voordat ze uiteindelijk het levenslicht zag, zaten we op tweeënveertig weken en een dag (zo ver ging de zwangerschapsapp niet, waarschijnlijk omdat ze niets groters konden bedenken dan een watermeloen). 

De verloskundige had eerder die week aangekondigd dat als onze dochter zich niet voor maandag -de 42-wekengrens- zou melden, ik overgedragen zou worden aan het ziekenhuis en de kans groot was dat de bevalling opgewekt zou worden. Die hele week had ik gehoord dat ik, ondanks tien kilo overtollig vocht, “nog veel te fit was” en “er nog veel te fris uitzag” voor iemand die elk moment kon bevallen. Dat ik op de zondagmiddag voor de betreffende maandag nog zeven kilometer had gewandeld, het hele huis nog maar eens schoongemaakt had en uitgebreid op het terras had gezeten, beschouwde ik dan ook niet als een gunstig voorteken. 

Maar op zondagavond om een uur of zeven voelde ik toch een krampje in mijn buik. En even later nog één. Tijdens de afwas volgde er een krampje waar ik even stil van viel. De krampjes werden getimed; ze werden regelmatiger en steeds sterker. Weeën. Ze kwam toch! 

Uiteindelijk liet ze nog bijna dertig uur op zich wachten. Dertig uur waarin alles wat we tijdens de vijf keer twee uur hypnobirthingcursus geleerd hadden volledig naar de achtergrond verdwenen was en er steeds minder overbleef van ons zorgvuldig opgestelde bevallingsplan. ‘Geen weeënopwekkers’ stond er bovenaan. Gevolgd door ‘geen ruggenprik’, ‘gedimd licht’, ‘voldoende privacy’ en ‘liever niet op mijn rug bevallen’. Er kwam niets van terecht en het kon me allemaal niets meer schelen. Al had ik aan zes infusen in de hal van het ziekenhuis moeten bevallen met een bouwlamp op me gericht en de fanfare naast mijn bed; als ze er maar uitkwam.

Uiteindelijk ging het ineens heel snel. Na dertig uur weeën, duurde de grande finale maar een kwartiertje. Gewoon in een verloskamer, onder toeziend oog van haar vader die net bruut was gewekt door een verpleegkundige en nog een beetje slaapdronken naast het verlosbed stond. Het was iets voor middernacht, de dienst was net gewisseld en de verse gynaecoloog had zin om dit klusje meteen even te klaren.

Ik voelde -dankzij een uitstekend geprikte ruggenprik- helemaal niets, maar zij stelde zich voor, dook tussen mijn benen en constateerde 10 centimeter ontsluiting. ‘Yes. We gaan beginnen’, zei ze. De ruggenprik werd uitgezet en ik mocht gaan persen. Ik voelde nog steeds niets, maar had al snel door dat de monitor naast mijn bed de weeën keurig registreerde, dus in plaats van op gevoel, perste ik maar gewoon op de pieken van het grafiekje. Ging best.

Ze begon al met schreeuwen toen haar hoofdje net naar buiten kwam. Toen haar bovenlijf geboren was, kon ik haar zelf onder haar okseltjes pakken en haar op mijn buik leggen. Precies zoals in mijn bevalplan stond en het enige waar ik op dat moment nog waarde aan hechtte. Daar ben je dan, dacht ik. Ik zag weinig bekends, maar gezien het feit dat ik haar zojuist zelf aangepakt had, leek het me logisch dat dit onze baby was. Het meisje dat vanaf nu voor altijd bij ons zou horen. Ze keek met heldere oogjes de wereld in, stak vastberaden haar vuist in haar mond en bleef ons driftig sabbelend peinzend aanstaren. Alsof zij zichzelf ook afvroeg wie deze mensen waren.

Gister was het meisje precies twee maanden oud. Het lijkt alsof ze er altijd geweest is en tegelijkertijd is alles nog steeds zo nieuw. Haar koppie is inmiddels zo vertrouwd dat ik het zou kunnen uittekenen en toch verandert ze elke dag. Haar huiltje en geluidjes zou ik uit duizend huiltjes en geluidjes herkennen en toch komt er elke dag weer een nieuw geluid bij. Ze kan me tot wanhoop drijven omdat ze niet wil slapen en er tegelijkertijd voor zorgen dat ik haar zo lief vind dat ik haar op wil eten. Ze is hilarisch, driftig en vastberaden en laat ieder cliché over het moederschap kloppen. Twee maanden mama en dat blijft voor altijd zo. Het mooiste voorzicht dat er is.

Naschrift: over een prima ziekenhuisbevalling
Een aanvulling, zes jaar en nog een bevalling later: mijn eerste bevalling was geen Instawaardige droombevalling van het type bevalbad bij kaarslicht in de woonkamer. En toch kijk ik met een goed gevoel terug op hoe het gegaan is. Het ziekenhuis was de plek waar ik wilde zijn, de ruggenprik was een verademing en ik vond het heel fijn dat er een kordate gynaecoloog was die de leiding nam.

Ik dénk zelfs dat mijn bevalling soepeler was gegaan als ik geen hypnobirthingcursus had gevolgd, waar dat ideaalplaatje van een bad in de woonkamer bij kaarslicht regelmatig geschetst werd. Waar je niet over ‘pijn’ maar over ‘druk’ of ‘golven’ sprak en waar vooral benadrukt werd dat je echt een geboorteplan moest maken omdat ‘ze’ in het ziekenhuis anders aan de haal gingen met jouw bevalling. Waar er, kortom, nogal stevige verwachtingen werden geschetst over het concept bevallen.

Achteraf zag ik pas dat die cursus me onzeker had gemaakt. Ik wilde helemaal niet thuis bevallen, vond de weeën wél pijn doen, kon me er niet aan overgeven, snapte geen reet meer van die ademhalingsoefeningen en raakte volledig de weg kwijt. Pas in het ziekenhuis -op een veilige plek- en met een ruggenprik erin, kon ik me overgeven en ontspannen.

Pas later bedacht ik me: daar is niks mee, want dat is hoe ik in elkaar zit. Ja, de verhalen over hands-off bevallingen en vrouwen die tijdens een thuisgeboorte volledig in hun kracht staan zijn prachtig. Maar ook als je op een andere manier bevalt -liggend op je rug met een lamp op je kruis en een gynaecoloog die je nog geen 10 minuten kent- kan een geboorte een mooie ervaring zijn. Nadenken over hoe je graag zou willen bevallen is belangrijk, maar dat betekent niet dat het ideaalplaatje per se een thuisbevalling moet zijn. Voor mij was een ziekenhuisbevalling met ruggenprik ook meer dan prima.