Laatst reden we terug van een weekendje weg en toen realiseerde ik me ineens: we zijn uit de tropenjaren. Geen auto meer vol campingbedjes, kinderwagen, pakken luiers en 100 outfits, spuugdoeken en babyfoon. We hadden dat weekend geen rekening hoeven houden met middagdutjes. Ineens zag ik: we zijn nu 2 volwassen en 2 kinderen. Ik ben geen babymoeder meer.
Ik werd relatief jong moeder; een paar dagen na mijn 28e verjaardag werd onze oudste geboren (fun fact: ik was anderhalve week voor mijn verjaardag al uitgerekend. Het is dus vooral aan mijn lange dracht te danken dat ik nog een beetje in de buurt kom van de 30,3 jaar waarop de Nederlandse vrouw gemiddeld moeder wordt). Een half jaartje na mijn dertigste verjaardag werd ik voor de tweede keer moeder.
En nu ben ik bijna 34 en ik krijg nooit meer een baby.
En da’s gek, als je omgeving juist nu pas begint aan baby’s (keurig volgens dat Nederlandse gemiddelde). Terwijl zij alles voor de eerste keer meemaken, ruim ik kasten leeg en geef spullen door. Vouw kleine pakjes op in herinneringsdozen, zet de commode op Marktplaats en doneer doos billendoekjes die we niet meer nodig hebben.
Zij staan aan het begin. En mijn oudste is inmiddels bijna zes. Mijn jongste gaat dit jaar naar school. Ik ben nu écht geen babymoeder meer. En dat ga ik ook nooit meer worden: ik heb nooit meer een dikke buik, ga nooit meer bevallen, snuif nooit meer de nestgeur van een pasgeboren mensje op. Geef zelfs nooit meer borstvoeding. Nooit meer een baby.
Het is een heel bewuste keuze. Mijn eerste zwangerschap kwam ik soepeltjes door, maar die tweede is me fysiek en mentaal niet in de koude kleren gaan zitten. Zwanger worden (en blijven) vind ik stressvol. En bevallen is bij mij nooit echt de voorgehouden zoutlamp-experience geworden. En er is nog een sterk gevoel: we hebben twee gezonde kinderen en ik voel aan alles dat ik het geluk niet wil tarten door nóg een keer hetzelfde te vragen. En dan nog de staat van de wereld, de praktische bezwaren (kamers, auto, geld, opvang), et cetera, et cetera.
De keuze is gemaakt. En onomkeerbaar gemaakt ook (bij hem dan he, ik schrijf dit nu allemaal wel, maar heb in theorie nog een escape als ik een andere man zou zoeken – ben ik niet van plan, schatje). Maar dat was én is best een proces. Ook de dingen die je zelf beslist, kunnen een beetje pijn doen. En dan wil ik ook nog een keer zo’n mooie ronde buik. Nog één keer genieten van die magische eerste dagen, weken, maanden. Overal naartoe met mijn baby in een draagdoek.
Maar dat kan niet meer.
En daarom ben ik zó blij met hoe ik ervan genoten heb. Van die magische eerste jaren. Hoewel ze nu soms ver weg voelen (bijvoorbeeld als de oudste me uitlegt wat een hydroloog precies doet), zit de herinnering soms in een geur, een gevoel of een gedachte. In zo’n doos met eerste pakjes, mutsjes en sokjes. Een dagboek uit die periode. Filmpjes van gapende, lachende, huilende, poepende, draaiende, kraaiende baby’tjes. Ik mis ze enorm, de baby’tjes van toen, maar ik kijk er met een grote glimlach op terug.
(en als er ooit iemand een baby op de stoep zet, dan is ‘ie hier van harte welkom)