Vorige week brachten we de kinderwagen naar de stort.
Ik vond hem op Marktplaats. Ergens eind 2017, amper 12 weken zwanger van de oudste. Een koopje was het, en vlakbij bovendien. Er waren al twee kindjes in rondgereden, dus de wagen was niet nieuw meer, maar prima voor ons. We laadden alles in onze Ford Ka, constateerden dat we vermoedelijk ook een grotere auto nodig hadden en zo hadden we, een half jaar voor de uitgerekende datum, een kinderwagen in de schuur staan.
De baby werd geboren en na een week legden we haar, héél voorzichtig, voor het eerst in de kinderwagen. Ze sliep gewoon door. Kilometers hebben we ermee gelopen, die eerste zomer. Door het park, naar de stad. De baby in een rompertje op een katoenen hydrofiel, want het was zo warm. De wagenbak werd een zitje en toen ze uitgekeken was op ons, draaiden we het om, zodat ze voor zich uit kon kijken. Ik weet nog dat ik het een hele stap vond, dat omgedraaide zitje. Zo ver weg en ongezellig. Ze werd ineens zo groot, zei ik.
Er kwam corona en we werkten thuis. Hielden onze vergaderingen bellend achter de kinderwagen. Ik gebruikte hem als steuntje toen ik hoogzwanger en met bekkeninstabiliteit naar de supermarkt ging. En ergens in het najaar van 2020 moest die baby van toen haar zitje opgeven. De wagenbak moest er weer op. Een winterbaby dit keer, dus er kwam een warm schapenvelletje om op te liggen. En tussen mijn voeten en de wielen kwam meerijdplankje, voor de grote zus. De bak was weer gevuld. Nu met een kindje in een dik wollen pak, die nog sneller uit dat wiegje groeide dan haar zus. Het zitje kwam er weer op. Eerst naar achter, daarna naar voren. De stap voelde nog groter dan de vorige keer.
We wandelden naar de supermarkt, naar het park, naar de kinderboerderij en de speeltuin. Een brabbelende dreumes in de wagen, een kwetterende peuter met laarsjes aan op het plankje. Wijzend. Zingend. De wagen was een veilige haven, een plek om een dutje te doen terwijl je rondgereden werd. Om even uit te rusten als je voetjes moe waren. De koning te rijk voelde ik me, terwijl ik mijn twee kinderen voortduwde. Twee blonde koppies. Van mij. Van ons.
Maar dit voorjaar kwamen we tot de conclusie dat het echt niet meer kon. Hoe ver we het voetensteuntje inmiddels ook uitgeschoven hadden, de peuter zat met haar knieën in haar nek en haar hoofd tegen de bovenkant aan. Het frame kon niet meer ingeklapt worden, het zitje was volledig verzakt en de voorste wielen schoten steeds op slot tijdens het rijden. Na vier kinderen vond de kinderwagen het wel genoeg geweest.
Ik schudde de laatste kruimels eruit. Ontdeed de bak onderin van een verzameling mooie blaadjes, takken en een overgebleven fopspeen (slik). We overwogen nog even de optie weggeven, maar kwamen toen tot de conclusie dat de enige overgebleven optie de stort was.
Dus daar ging ‘ie, vorige week. Achterin de auto. En ik keek naar mijn kinderen. De één op haar fiets, de ander op de step. Veel te groot voor kinderwagens. Het einde van een tijdperk.
Veel sterkte met dit verlies 😉
Die van ons is ook op z’n einde aan het geraken en dat na 1 kind (maar wel vier jaar). Hij zit er nog altijd graag in en het past ook nog redelijk, maar het ding is zo vuil, piept de hele tijd en de rem wil er soms niet meer af.